Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [20]Hoe liefelijk zijn [21]op de bergen de voeten desgenen, [22]die het goede boodschapt, [23]die den vrede [24]doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die [25]tot Sion zegt: [26]Uw God is Koning. 20. Hebreeuws, hoe schoon; woorden van verwondering, met blijdschap, ziende niet zozeer op de verkondiging van de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, als wel op de predikatie der apostelen en andere leraars van het Nieuwe Testament, die den Joden en heidenen zouden verkondigen de geestelijke verlossing uit het geweld des duivels. 21. Versta, de bergen van het bergachtige Joodse land; en daaronder de kerk van God zo binnen als buiten Jeruzalem en Judea. 22. Dat is, die een blijde boodschap brengen, namelijk vooreerst de verlossing uit de Babylonische gevangenschap, en daarna de geestelijke verlossing door Jezus Christus; vergelijk Rom.10:15. 23. In vs.7 verhaalt de profeet meermalen een en hetzelfde met verscheidene manieren van spreken, als niet woorden genoeg kunnende bedenken of vinden om die overgrote weldaad van God, ons in Christus bewezen, uit te drukken. 24. Dat is, verkondigt. 24. doet horen; Dat is, verkondigt. 25. Dat is, tot de gemeente van God. 26. Te weten Christus Jezus, die onze eeuwige Koning is en zijne kerk met zijn Woord en Geest regeert, zie de aantekening Ps.393:1; anders: uw God regeert als Koning.